Dominee zonder God
21 mei 2018Op Sint Maartensdag in november a.s. is er een evenement in de Fenix rond ds. Schermerhorn, die hier precies een eeuw geleden actief was. Hij zei tegen de toenmalige kerkenraad dat hij een tijdlang het woord “god” wenste te vermijden. Want, zei hij, uit het woord “god” maken de meeste mensen toch onwillekeurig een ‘persoonlijke meneer’, die ergens vanuit een verre regelkamer alles in de wereld laat verlopen zoals het verloopt – inclusief rampen, oorlogen, alles!. Opmerkelijk genoeg zijn mensen die terecht niet in zo’n God geloven, toch vaak blijvend heftig in hun boosheid op diezelfde ‘persoonlijke meneer’. Ze zeggen: “die alles regelende ‘God’ maakt er een zootje van, die bestaat helemaal niet”. Op een bijzondere manier zijn ze dan dus (terecht) boos, maar wél op een niet bestaande meneer God. Om aan deze verwarring te ontkomen, zei Schermerhorn dat hij zélf ‘god’ veel meer was gaan zien als “hét leven”. Daarmee bedoelde hij een geestelijke kracht die het hele leven doortrekt; en die mensen kan inspireren om ook ‘leven’ te bevorderen. Geloven is dan NIET meer het schoorvoetend aanvaarden of zelfs met overtuiging belijden van die bedachte ‘meneer God’. Geloven wordt dan veeleer: je richten op die geestelijke kracht, die het leven doortrekt, inspireert en kracht geeft. Je openstellen voor díe geest. Nu kun je met de aanduiding “geestelijke kracht” natuurlijk nog alle kanten uit. Er is ‘geestelijke kracht’ in de vorm van mooie dromen en idealen van liefde en vrede; maar ook in vormen van destructieve ambities, verlangens, en overtuigingen, tot extremisme aan toe. De drang naar rijkdom, bij voorbeeld, naar bezit en macht over anderen: dat is ook een geestelijke kracht die enorme invloed uitoefent op mensen, en dat pakt – om het zachtjes te zeggen – niet altijd even gelukkig uit.
Op menselijkheid bedacht …
Daarom moet er nog iets bij. Die ‘geestelijke kracht’ waar ik me aan zou willen geven, moet een duidelijke identiteit hebben. Je moet weten wat voor vlees je in de kuip hebt. Welnu, de mooiste karakterisering van die “geestelijke kracht” ontleen ik aan de katholieke theoloog Schillebeeckx (1914-2009). Hij zei dat het Jezus altijd was gegaan om de “op menselijkheid bedachte” god. Dus dan heb je het over een heel bepaalde, herkenbare geestelijke macht. Namelijk, die jou en anderen inspireert en aanzet om “menselijkheid” te bevorderen en te doen. Wel, met dit in het achterhoofd heb ik in de Pinksterviering, een gebed uitgesproken, in termen van de op menselijkheid bedachte geest. En daarbij heb ik, net als Schermerhorn honderd jaar geleden, het woord god en zeker het idee van die enge, alles regelende “meneer god” bewust vermeden. Blijft natuurlijk natuurlijk nog wel open of je niet ook op een andere en zinniger manier over of van God kunt spreken dan in termen van die bedachte meneer. Daarover een andere keer, nu eerst mijn Pinkstergebed zonder ‘god’.
Goede geest,
die geen grenzen kent, en als en als we ’tekortkoming’ zien in een ander …
een vader of moeder haar kinderen draagt: verleen ons dan nog meer van uw licht en warmte.
wil ieder mens en ook mijzelf Ja, wil ieder mens en ook mijzelf,
inspireren met licht en warmte, dragen en leiden, verblijden en bemoedigen
zodat wij, uit eigen keus, en in vrijheid, opdat wij ons sterk en vrij zullen voelen,
met u meegaan; en samenwerken: door zoals dankbare kinderen dat kunnen.
ook anderen licht en warmte te gunnen; ….
ons brood te delen, elke dag; Goede Geest,
brood waar niemand zonder kan. Wij ervaren en bewonderen uw kracht:
…. in volgehouden toewijding van mensen,
Dat wij onszelf en elkaar niet blijven in het wondere ontwerp van de natuur
aanrekenen: in de niet te doven kracht van het leven,
wat ons nog ontbreekt, de dingen in de heerlijke schoonheid van het bestaan.
waarin we nog te kort schieten – Amen.
Hartelijke Groet, ds. Fokko F. Omta