Kerstavondviering: Geef mij adem ….
21 december 2015Met dit thema ben ik al een tijdje aan het worstelen. Geef mij adem, ja, maar wat voor adem. Je kunt het heel lichamelijk opvatten. Als je last hebt van kortademigheid, van je luchtwegen, dan kun je het heel letterlijk bedoelen: Geef mij adem, want ik stik bijna, voel me benauwd, mijn arme longen krijgen geen lucht … Maar je kunt het ook figuurlijk opvatten. Dan snak je naar een adempauze tussen het vele onheilspellende nieuws dat op ons afkomt. Eigenlijk is het geen nieuws, maar zijn het steeds weer dezelfde, zeer vergelijkbare berichten over geweld en geruchten van oorlog waar je doodmoe van wordt. Of je bent nooit klaar met je werk, de ambtenaar die vluchtelingen registreert met telkens een berg aan dossiers voor zich, steeds achter met het werk. Of denk aan de vluchtelingen zelf, die van tijdelijke opvang naar tijdelijke opvang worden gezeuld, elke acht dagen weer een nieuwe sporthal. Ze snakken naar adem, naar rust. Geef mij adem. Jazeker, maar het moet toch om iets anders gaan dan alleen dat je weer net zo hard kunnen doorhollen als voorheen. De vraag is: geef mij adem, maar wat voor adem; adem uit welke hoek. Adem is inspiratie. Maar afkomstig van wie? Van wat voor geest?.
… van uw geest, o Heer
Stel, ik ren het hele jaar al een beetje onnadenkend rond in steeds het zelfde spoor. En maar doordraven, en steeds denken, ik hou het niet vol, ik heb adem nodig, rust, om er weer tegen te kunnen. Maar als ik die rust en adem dan krijg, ga ik dan weer in precies hetzelfde straatje verder? Of moet ik het roer misschien omgooien. Wel verder, maar anders verder. De roep “geef mij adem” moet wat mij betreft ook de roep om een andere adem zijn, een nieuwe adem van een nieuwe geest, een nieuwe richting kiezen. Volhouden is een goede zaak, maar soms moet je ook veranderen, oude patronen durven loslaten. Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan. “Want wij moeten voort, verward en hulpeloos, ons is geen toekomst en geen keus gelaten”. Deze laatste regels zijn niet van mijzelf, ze komen uit een gedicht dat gaat over “ontsnappen” uit de sleur waar je in vast zit. Vaak lukt dat maar moeilijk en breng je het niet verder dan wat gemonkel over vroeger, dat het toen zoveel beter was. Maar dan gaat het gedicht als volgt verder, met een onmiskenbare toespitsing naar het Kerstfeest:
Niemand ontkomt er aan – alleen het kind
Is nog hetzelfde als voor duizend jaren:
Nieuw en verwonderd ligt het rond te staren
Alsof de wereld pas vandaag begint.
O makker in ditzelfde grauw getij,
Nog altijd komt het kind tot jou en mij,
Nog altijd kan de wereld nieuw beginnen,
In ieder kind kan het opnieuw beginnen.
Zolang God kinderen in ons midden zendt,
Heeft hij zich nog niet van ons afgewend.
Het hele gedicht is van Muus Jacobse en heeft als titel “Kind”.
Ik wens dat het Kerstkind ons adem inblaast van zijn geest .
Vrolijke Kerstdagen voor u, en een met moed en overtuiging geleefd 2016.
Hartelijke groet, ds. Fokko F. Omta