Maak me open (n.a.v. Lucas 13,10vv)

31 januari 2022 door

Van een vriend kreeg ik het boek “Buitengewone Mensen”, waarvoor hij de foto’s had geschoten. De subtitel luidt: Ontmoetingen aan de rand van de samenleving. Het gaat over de bewoners van een woonboerderij nabij Utrecht, waar een diverse groep personen samen woont na soms jaren van omzwerving en dakloosheid. In het voorwoord wordt de problematiek treffend omschreven door Onno Hoes. Hij schrijft: Dit boek laat ons twee parallelle werelden zien, de wereld van mensen mét grip op hun leven. En de WERELD van mensen ZONDER GRIP. Bij de laatsten is het leven hen als het ware tussen de vingers door geglipt. Dit gaat vaak samen met armoede.

Mensen mét en mensen zonder grip
Je kunt in armoede terecht komen door stom ongeluk. Door tegenslag, een echtscheiding, faillissement, het overlijden van een dierbare. Als je dan van jongsaf alles goed op een rijtje hebt méégekregen, qua opvoeding, opleiding en je snapt hoe de samenleving werkt, dan kom je er ook na tegenslag wel weer boven op. Je houdt ‘grip’ op de situatie en op je leven.
Maar wát als je leven is begonnen met een valse start, ouders met drankzucht, en een berg dampende schulden. Ouders die totaal niet met hun kinderen kunnen praten. Die zelf geen raad weten met gevoelens. Soms gebeurt dat van jongs af aan. Dan hoeft er nog maar een kleine domper of tegenvaller bij te komen …. en mensen verliezen totaal de ‘grip’ op hun bestaan.

Er kwam een barst in hun leven.
die barst die werd een scheur
en de scheur  een KLOOF  …
en zo staat de mens alleen.”

Leven met twee gebalde vuisten
In dagblad TROUW stond zaterdag (29/1) het voorbeeld van ene Vincent, nu 40 jaar en journalist. Maar dat ging niet vanzelf, vertelt hij nu in de krant:

‘Thuis werd niet gepraat, er was doorlopend spanning. Post, rekeningen, aanmaningen
werden niet opengemaakt, maar regelrecht in de container gegooid. Toen ik 8 jaar was
maakte ik stiekem een paar Deurwaardersbrieven open en liet ze de volgende dag zien aan
de meester op school. Ik wilde weten of ik de inhoud goed had begrepen: en hoe ik kon
voorkomen dat ons huisraad zou worden meegenomen. Acht jaar was ik.  Maar hij, mijn
meester op school, keek me alleen maar verbijsterd aan en zei niets. Nu denk ik:
waarom sloeg die man geen arm om me heen?
Op mijn 15e  werd ik van school gestuurd. Ik was een boze, slimme tiener, stront eigenwijs, ik
deed waar ik zelf zin in had. En de rest kon het heen en weer krijgen.
We snappen niets van jou, zei de conrector. Dat kon goed kloppen, zegt Vincent nu:
ik praatte onophoudelijk, maar liet nooit iemand binnen.
Er was één docent die wel iets van mij begreep. Hij gaf me een afscheidsbriefje mee:
“Je leeft met gebalde vuisten, en dat is bewonderenswaardig. Maar beloof me en beloof
vooral jezelf dat je die vuisten alsjeblieft voor iets goeds zult gebruiken in je leven …”’

Leven met gebalde vuisten, teken van onmacht en machteloosheid. En ik denk dat er tegenwoordig heel wat mensen dat gevoel hebben. Het gevoel dat het leven z’n gang gaat zonder dat je er grip op krijgt. Dat er over jou beslist wordt, en je hebt je er maar naar te voegen. Wat te denken van verplegers die in de begintijd van Corona besmet raakten en nu nog thuis zitten met Long-Covid. Ze dreigen nu, twee jaar later, ontslagen te worden waarna de bijstand wacht. Mensen die tussen wal en schip worden vermorzeld: denk aan de tergend trage afhandeling van het toeslagen drama; de Groningers die tevergeefs in de rij moeten staan om een schade bedrag aan te vragen voor hun verwoeste huizen. Mensen die niet gezien worden of gereduceerd tot een nummer, een last- en kostenpost. Buitengewoon vernederend.

Maak me open, richt me op
Daarover ging het afgelopen zondag (30/1): het verhaal van de Verkromde vrouw in het evangelie van Lucas (13,10vv). Zij gaat al 18 jaar diep gebogen door het leven, in meerdere opzichten geremd en klein gehouden. En nu zit ze in de synagoge, waar Jezus voorleest uit de bijbel en een preek houdt. Maar halverwege ziet hij de vrouw zitten. Volkomen onverwacht vraagt hij midden in de dienst of ze naar voren wil komen. En dan spreekt hij haar bemoedigend toe, legt zijn handen op haar hoofd en zegent haar. Ze voelt de erkenning, ze voelt zich voor het eerst in jaren: gezien. En dit geeft haar de nodige moed én innerlijke ruimte om rechtóp te lopen, om de wereld in te blikken: met open vizier gelijk een kind, er valt een onuitspreekbare last van haar af. Dergelijke genezingsprocessen gaan doorgaans niet van het ene op het andere moment. Meestal vergt het een lang en moeizaam traject, waarop het van groot belang is om moed te houden en niet te snel op te geven, zowel de persoon zelf, als diens begeleider. Maar als het lukt, dan wordt ergens een ster opnieuw geboren.