Salomo, de rijdende rechter – en een nieuwe casus (1)

6 oktober 2015 door

Salomo op school
In de afgelopen weken heb ik groep 7 van De Snip laten kennismaken met spannende verhalen over David (David en Goliat, Saul en Batseba). De laatste keer ging over Salomo, beroemd geworden door de wijze waarop hij een onoplosbaar probleem door empathie wist te ontraadselen. Twee vrouwen, elk moeder van een pasgeboren kind, strijden met elkaar. Het kind van de één is gestorven. En toen heeft zij in de nacht stiekem haar dode kind verwisseld met het levende van de andere moeder. Het is woord tegen woord. Er is geen bewijs, er zijn geen getuigen. De beide vrouwen, moeders zijn zelf de enigen op de hele wereld die weten wie oprecht is en wie niet. Koning Salomo moet voor rijdende rechter spelen. Als hij de tegenstrijdige verhalen heeft aangehoord verzoekt hij de vrouw met het levende kind om het kind aan een bediende te geven.
“Aangezien jullie beide volhouden de moeder te zijn van dit levende kind”, zegt de koning, “zal ik het doormidden laten snijden en krijgen jullie elk de helft. Soldaat, trek je zwaard”. Totaal onthutst roept direct de ene vrouw: “Nee, dat nooit, geef het kind dan maar aan haar. Maar dood mijn kind niet”. De andere vrouw lijkt onverschillig. “Ja, elk de helft, dat is eerlijk”, zegt ze toonloos. Op dat moment houdt Salomo de soldaat tegen. Hij weet nu wie de echte moeder is en geeft haar het levende kind. Op school duurde het even voordat alle kinderen begrepen hoe Salomo dat nu zo zeker wist, maar de kwartjes vielen snel. Vervolgens gaf ik ze een voorbeeld probleem dat ik ooit zelf tegenkwam in de praktijk van mijn predikantschap.

Eigentijdse casus
In het dorp woonde een vrouw met een beperking, Paula. Ze had een zeldzame spierziekte, die ook zichtbare sporen achterliet in haar uiterlijk. Ze was lichamelijk niet sterk en eerlijk gezegd ook niet aantrekkelijk. Ze woonde alleen in een nieuw huis, maar door haar spierziekte kon zij niet helemaal goed voor zichzelf zorgen. En het lukte ook niet echt om een vaste relatie te krijgen. Wel kreeg ze hulp van allerlei hulpdiensten, in de vorm van woon-begeleiding, het huis schoonhouden, goed eten koken, enz. Om de zoveel tijd was het toch wel weer een smeerboel in huis, en dan ging een groepje vrouwen van de Diaconie haar huis weer eens flink schoonmaken. Paula kon soms best eigenwijs zijn, maar je kon ook nooit lang boos op haar blijven. Ze was nu eenmaal niet te benijden en dat was niet haar eigen schuld. Paula had ook een kleine tuin voor haar huis, waar het onkruid hoog groeide.

Naast Paula woonde een jong, pasgetrouwd stel, ik noem ze Ane en Tjitske. Zij hadden hun huis keurig in orde, en ook de tuin was tot in de puntjes onderhouden, geen onkruidje te zien. Tjitske was zwanger, zij en Ane verwachtten hun eerste kind. Ze waren lid van de kerk en als predikant bezocht ik ze om kennis te maken. Tijdens dat bezoek bleek dat Ane zich enorm ergerde aan de slordige tuin en het hoge onkruid bij hun buurvrouw Paula. Ane oordeelde tamelijk hard: “Zulke mensen, met zo’n handicap, moet je niet alleen laten wonen, dat kunnen ze niet aan. Het is toch vreselijk die bende, al dat onkruid. En het waait ook nog es over naar onze tuin, krijgen wij ook al die troep”. Oei, het was wel duidelijk dat Ane echt pissig was.

Wat is jouw Salomons-oordeel: Hoe zou jij dit oplossen?
Dit is mijn probleem. Ik kende Paula die ik af en toe opzocht; en ik had wel met haar te doen. En ik kende ook Ane en Tjitske. Over enige tijd zou ik hun kind waarschijnlijk dopen, in de kerk. En ik wilde graag dat ze in vrede en misschien met iets meer compassie naast elkaar konden wonen.
Hoe zou jij in dit geval opereren als je in mijn schoenen zou staan. Wat zou je in mijn plaats zeggen, doen ….? Mail me. Volgende week ga ik in op de reacties.
Hartelijke Groet, ds. Fokko F. Omta