Waarom Jezus Nee zegt

24 februari 2020 door

Na de Carnaval, als de Vastentijd tijd begint, wordt vaak het verhaal gelezen van Jezus, die in retraite gaat in de woestijn. Na 40 dagen vasten krijgt hij honger, wordt licht in het hoofd en raakt uitgeput. In hallucinaire flarden voelt hij zich aangesproken door de Grote Verleider, die hem op drie manieren voor zich probeert te winnen, met drie vormen van macht. Eerst de macht van het wonder: “Waarom maak je geen gebruik van je macht om van stenen brood te maken?”, maar Jezus wijst dit af.    

Even later ziet hij zich staan op het hoogste punt van de tempel. Zijn belager fluistert hem in: “Jij als Gods zoon: gooi jezelf toch naar beneden en je hemelse vader zal zijn engelen gebieden om je veilig op handen te dragen”. Dit is de macht van mysterie en magie.  

En tot slot vindt Jezus zichzelf als in trance terug op een hoge berg. Rondom ziet hij de uitgestrekte wereld met alle koninkrijken der aarde. “Slechts een kleine knieval voor mij”, zegt de Verleider nu “en ik zal je de algehele regeermacht op aarde in handen spelen”.

Deze drie vragen zijn geboekstaafd als drie duivelse verzoekingen, die Jezus van zijn missie proberen af te houden en die hij alle drie afwijst. Maar had hij ze niet beter kunnen omarmen?! Die mening wordt vertolkt in “De gebroeders Karamazow”, een boek van de Russische schrijver Dostojevski (1821-1881). De advocaat voor de duivel in dat boek wordt de “Grootinquisiteur” genoemd. Zijn argument gaat als volgt. 

Marionettentheater 

Had Jezus Ja gezegd, dan had hij de beschikking gekregen over drie vormen van “macht” (wonder, magie en algehele regeermacht), waarmee hij de hele mensheid aan zich had kunnen binden. Wie met wondermacht gewapend, de mensen geeft wat hun lichaam behoeft – nl. brood zoveel als ze willen – krijgt ieders stem en alom (uiterlijke) steun. Wie met de mysterieuze macht van magie de mensen versteld doet staan, wint ook hun verbeelding, hun innerlijke bewondering. En wie mensen de last van hun geweten afneemt door met totale zeggenschap en autoriteit over hen te regeren, die wordt alom gevolgd en aanbeden. 

Volgens dit “machtsdenken” van de Grootinquisiteur had Jezus dus een Koninkrijk op aarde kunnen brengen, waarin menselijk geluk door wonderen zou zijn verzekerd. Waarin bovendien elke vorm van twijfel of ongeloof met de kracht van magie zou worden afgetroefd. En waarin naastenliefde en burgerzin met algehele autoriteit en onaangevochten macht zou zijn opgelegd. Het Koninkrijk van God zou dan een soort totalitair marionettentheater zijn geworden.

Gij zult vrij zijn 

Volgens de cynische Groot inquisiteur is het dus de grote fout van Jezus geweest dat hij ervoor koos om de mensen hun VRIJHEID te laten, een eigen verbeelding te laten; en daarbij ook een eigen geweten. Daarmee heeft Jezus zichzelf (en trouwens óók God) wel afhankelijk gemaakt van mensen. De “macht” van God, van de goede Geest, die Jezus wil uitoefenen is daarom niet die van wonder, magie of overheersing. Ware geestelijke macht is het vermogen om te motiveren en aan te moedigen. En om mensen te helpen inzien wat ze zélf allemaal wel niet kunnen en ín zich hebben aan zorg en liefde. Ware macht is inspireert en is vol licht, maar zonder begoocheling. Het werkt naar anderen toe niet kleinerend of vernederend, maar schakelt ín. Het heeft de inzet en vrije medewerking van anderen nodig. God kan zijn doel niet bereiken … en Jezus wil het: niet zonder mensen.

                                                                                                Hartelijke Groet,  ds. Fokko F. Omta